De NICO’s -laesies (neuralgie-inducerende cavitatie-osteonecrose) is voor het eerst beschreven in de tandheelkundige literatuur in 1920 door G.V. Zwart. Het concept van NICO’s kreeg echter pas decennia later bekendheid. Het werd toen gebruikt om benige laesies geassocieerd met symptomen voor trigeminusneuralgie te beschrijven.
Het concept is uitgebreid om de histopathologische eigenschappen van de laesie te verklare. Hiertoe behoren: coagulopathieën met beenmergischemie en auto-immuunveranderingen.
Het is gebleken dat NICO’s -laesies moeilijk te diagnosticeren zijn. De vermoedelijke
laesies vertonen soms zeer subtiele radiografische veranderingen. Deze zijn alleen detecteerbaar door geavanceerde beeldvormingstechnieken (CBCT). De algehele prevalentie van vermoede NICO is onbekend.
De etiologie van NICO is onduidelijk. Er is echter gesuggereerd dat het osteomyelitis omvat die secundair is aan beenmergischemie. Ook blijken hypercoagulopathieën en auto-immuniteit een rol te spelen. Onlangs werd gemeld dat de genetische mutatie (endotheliaal stikstofmonoxidesynthase) in verband staat met NICO’s.Â
Wat de eerder uitgevoerde behandeling ook is, een NICO wordt altijd voorafgegaan door een wond in het bot die niet goed geneest. Hierdoor is de vorming van nieuw botweefsel verhinderd. De oorzaak ligt dus in het immuunsysteem en het zenuwstelsel, die om verschillende redenen niet in staat waren om de genezings- en regeneratieprocessen te voltooien. Dit geschiedt dus door een verhoogde aanwezigheid van pro-inflammatoire bacteriën, toxines zoals metalen of milieutoxines en ook stress.